Winterdorp
Het is een dorp
niet ver van hier.
Een boerendorp
aan een rivier.
Het is niet groot
en vrij obscuur.
Maar ’t heeft een naam
en een bestuur.
Er is een school
een harmonie
een bankfiliaal
een kerk of drie
een communist
een zonderling
en zelfs een zangvereniging.
Nu is ’t er stil.
’t Is wintertijd.
Er heerst de griep
en knorrigheid.
De dag is kort
de hemel grauw.
En pas maar op
je vat nog kou
De grond is hard.
De tijd is lang.
Het leven gaat
zijn loden gang.
Er wordt gewerkt.
Er wordt gespeeld.
Er wordt vooral
een hoop verveeld.
Maar zie je ’t van
de overkant
het kleine dorp
in ’t starre land
Een toevluchtsoord
verpakt in sneeuw
dan denk je aan
een andere eeuw.
De dag verkwijnt
en waakzaam gaan
nu overal
de lichtjes aan.
Dan is het knus.
Dan is ’t rustiek.
Een mooie klus
Voor Anton Pieck.
Drs. P.