Geluidsfragment
Allegro ma non troppo
Leven – zeg ik – je bent mooi,
je had niet rijker kunnen zijn,
Niet mieriger of meer bemereld,
niet kikkeriger of pittiger.
Ik probeer het leven te bevallen,
het te vleien, weten wat het wil.
Altijd groet ik het als eerste,
trek daarbij een nederig gezicht.
Ik kom van links of kom van rechts,
loop het altijd voor de voeten,
In vervoering stijg ik op,
in bewondering val ik neer.
Wat bosrijk is die bes,
wat brommerig die vlieg –
Ik had het nooit geloofd,
als ik niet zelf geboren was.
Leven – zeg ik- ik weet niets
waar ik jou mee vergelijken kan.
Niemand maakt zo’n dennenappel,
geen betere, geen slechtere.
Ik prijs je gulheid en precisie,
je zwier en vindingrijkheid,
En verder nog, en sterker nog,
je toverkunst en toverkracht.
Ik hoop maar dat ik je niet kwets,
je woede of je drift ontketen.
Meer dan honderdduizend jaar al
doe ik mijn best voor jou en lach.
Ik trek het leven aan een blaadje:
Is het blijven staan? Ben ik gehoord?
Heeft het eventjes, één keertje maar,
vergeten waar het heen wil gaan?
Wislawa Symborska